Played on 2003/07/06
As written by the hand of Phaedra
104 AD 2 augustus, 373 AR
(...)
En we zijn vandaag de grens tussen de Zeven Lordships en het Desert Kingdom overgestoken. Op zich grappige dingen, die grenzen. Ze zijn heel belangrijk, er kunnen enorme oorlogen om gevochten worden, maar het is niet alsof er een rode lijn over de grond loopt.
108 AD 6 augustus, 373 AR
Wat een enorm niks zeg. Zand, rots, zand, zon, zand, rots, stekelig bosje in het zand... Had ik de rots al gehad?
We mogen blij zijn dat we Faria om water kunnen vragen, anders waren we al lang omgekomen van de dorst. Dank Faria!
117 AD 15 augustus, 373 AR
Aah, eindelijk weer iets van beschaving, ook al zijn het dan maar tenten. Vandaag zagen we tegen de middag een schimmering van iets roods, wat dus deze tenten bleek te zijn.
We zijn uitstekend ontvangen door de mensen hier, die blijkbaar allemaal tot de familie Bakradishoe horen. Misschien is 'clan' een beter woord trouwens.
We hebben allemaal een beetje ons eigen ding gedaan: Irtek ging met iemand praten over djinns (moment, hier kom ik op terug), Aidan met de lokale bard, Kalitra geheten. En ik heb wat gepraat met Salana, de sli'da een soort dokter. Ze weet wel iets van ziekten, zalfjes en drankjes, maar niet belachelijk veel. Ze maakt die zalfjes niet zelf namelijk. Desondanks heb ik veel geleerd, vooral over de lokale fauna.
Djinns dus... De mensen hier geloven in djinns, wat een soort geesten zijn met behoorlijk wat macht. Ze beschermen families (elke familie heeft blijkbaar dan ook een bescherm-djinn) en schijnbaar ook belangrijke natuurlijke dingen, zoals eem oasis. Goden kennen ze hier niet, laat staan Faria. Desondanks lijken deze mensen behoorlijk gecivilizeerd. Vrouwen worden bijvoorbeeld als volwaardig gezien, niet als minderwaardig zoals bij sommige stammen barbaren.
Ik zal wel veel moeten wennen aan sommige gebruiken bij het avondeten ging het bijna enkele keren subtiel mis. Gelukkig zijn onze gastheren erg tolerant. Ze waren ook zo aardig om onze koers naar Mankabarti te corrigeren. We moeten nog een week naar het noordwesten. We zijn dus blijkbaar behoorlijk afgedwaald. Geen wonder in zo'n woestijn. Morgenvroeg vertrekken we weer.
121 AD 19 augustus, 373 AR
Vanmiddag zijn een man en zijn bediende tegengekomen. Ze waren ons goed gezind, en hij heeft ons verteld hoe we een zandstorm van een afstand konden herkennen. De man scheen erg verbaasd te zijn dat we zo ver waren gekomen zonder een goede voorbereiding en op gewone paarden.... Wat verwacht hij nou, dat ik mijn trouwe Pegasus stande pede zou willen ruilen met zo'n schommelende kameel? Nee dank je. Onze koers hebben we iets naar het zuiden verlegd, we waren blijkbaar iets doorgeschoten.
125 AD 23 augustus, 373 AR
Civilizatie! Eten! Baden! Eindelijk weer!
Met andere woorden, vanmiddag zijn we in Mankabarti aangekomen, de hoofd'stad' van het Desert Kingdom. Als je een verzameling tenten rond een stel gebouwtjes een stad kan noemen... Misschien ben ik te negatief. Het centrum van de stad is een oase waar een behoorlijke groep gebouwen omheen staan. Daarom heen staat een nog veel groter aantal tenten.
We werden vrij goed ontvangen, al waren de wachters vrij duidelijk in hun doen en laten: ze moesten en zouden ons escorteren naar een herberg ('De Gouden Lamp'), ook al riepen we meerdere keren dat we het zelf wel konden vinden. Op zich had dit ook zijn voordelen. Ze gingen onze aanwezigheid gelijk melden aan de sultan (of die niks beters te doen heeft...) Laat die kerel nou sultan Woesaf bin Ali bin Hadra Aldazar heten, en dus waarschijnlijk familie zijn van Adhinda. We vroegen toen gelijk maar aan onze escorte of ze een afspraak met hem konden regelen. Na wat geharrewar kon dat.
Verder hebben Aidan, Rase en ik nog wat gewinkeld op de bazaar een grote marktplaats ergens tussen de tenten en de gebouwen. Dat was groot, druk en fascinerend. Allerlei waren werden verkocht. Ik heb, naar voorbeeld van Aidan een mantel aangeschaft. M'n andere mantel is behoorlijk afgereisd, en helpt niet echt tegen de zon. En nu val ik iets minder op. Ook hebben ze hier prachtige dolken en andere wapens. Toch minder barbaars dan ik dacht.
126 AD 24 augustus, 373 AR
Goh, we hebben er weer een opdracht bij... Net als je denkt dat je het allemaal netjes aan het afronden ben, loopt er weer iets in de soep.
De dag begon voorspoedig genoeg: we werden geëscorteerd naar het paleis. Daar werden we ontvangen door een raadsheer van de sultan, die ons met minimale vertraging toeliet tot genoemde sultan. Aidan deed het woord, en begon het verhaal dat we Adhinda Aldazar nodig hadden, of één van haar nazaten. Het bleek dat Adhinda twee weken geleden gestorven is! Gelukkig was haar zoon binnen handbereik, de emir Ayyam Mansoer bin Ali bin Aldazar. (Ooit moet iemand me maar eens uitleggen hoe die achternamen zijn opgebouwd.) Deze heeft weinig zin om mee te gaan naar de Seven Lordships, een plek waar geen enkele binding mee heeft. En ja, op de manier waarop Aidan het verhaal vertelde kan ik hem dat niet kwalijk nemen: waarom zou je meegaan naar een ex-koninkrijk om daar als mogelijke troonopvolger de bevolking te kalmeren. Want die waren onrustig vanwege een droogte en bijbehorende slechte oogst. Ja, ik verzin het ook niet, dat deed Aidan. Toen ik begon met de waarheid te vertellen (die sowieso te verkiezen is boven leugens, maar zeker in dit geval) kreeg ik een heleboel kwade blikken over me heen dus toen hield ik m'n mond maar. Maar we kregen Ayyam niet echt mee dus.
Tot overmaat van ramp had Rase gister iets op de bazaar uitgespookt en wist de sultan hem te herkennen toen Rase zijn mond te ver opendeed. Ik snap het hele verhaal nog steeds niet helemaal, maar het had te doen met een dolk die Rase 'gevonden' had. Ja, en dan weet ik genoeg.
De sultan en Ayyam waren echter niet de kwaadste... Rase moest een duister zaakje opknappen voor Ayyam, dan zou de sultan hem niet vervolgen en zou Ayyam meegaan met ons als dank. Alleen dat duistere zaakje...
Door de djinn-prins Jisan was jaren geleden het boek 'Lhadj'jia Kiz' (of iets dergelijks) geschreven, ofwel 'De Kunst van Oorlog'. Normaal gesproken worden dit soort boeken in de algemen bibliotheek bewaard, maar de familie onder Jisan was daar om de een of andere reden niet aan toe. Ze ontvreemden het boek. Helaas hebben de sultan en Ayyam hier geen bewijzen voor. Ze willen het boek echter in de bibliotheek hebben, en ze denken dat de familie dat zelf eigenlijk ook wil. Echter, als ze nu toegeven dat er ooit een familielid van hen het boek heeft gejat, dan verliezen ze heel veel eer. Dit leidt tot een patstelling, waar bovendien niemand iets aan kan doen: zolang de patstelling geforceerd wordt raken alle djinns overstuur en zullen ze mensen gaan straffen.
Nu schijnt het zo te zijn dat als wij actie ondernemen, we niet onder de lokale gebruiken vallen en dus 'immuun' zijn. Dus na 15 jaar zou er een oplossing zijn... 15 jaar! Ik twijfel er zogezegd aan of Ayyam echt wel de man is die we nodig hebben. Incapabel figuur!
Eerst wou ik niks van de afspraak weten: omdat de lokale wetten niet goed zijn laat de wetgevende macht ze nog verder breken. Maar, zoals Irtek en de rest zo 'subtiel' wisten mee te delen: we hebben Ayyam nodig. We gingen akkoord, en we kregen beschrijvingen van het boek, compleet met titel in lokaal alfabet en zegel van Jisan.
De rest wou eerst Rase het alleen laten opknappen, maar dat leek me geen goed idee. Het was een moeilijke opdracht, en als er iets misging waren we allemaal de pineut. Dus we maakten het volgende plan (na veel geharrewar):
Irtek en ik zouden voor het huis van de bewuste familie gaan prediken, gesteund door de spreuk Enthrall, die ik voor de gelegenheid van Irtek leerde. Met deze spreuk luisteren mensen veel beter naar je, zo zeer zelfs dat ze hun omgeving vergeten. Ondertussen zal Rase via de achterkant het huis binnensluipen en het boek 'vinden'.
Ik ga maar slapen nou, morgen moet ik dus een nieuwe leren. Ik ben best wel nerveus.
127 AD 25 augustus, 373 AR
Het is gelukt, maar ook maar net. Vanochtend leerde ik dus van Irtek de nieuwe spreuk. Tot dat het schemerde hebben we het plan doorgenomen en de buurt verkend. Irtek en ik zijn toen gaan prediken, er voor zorgend dat de schemering goed gevorderd was op het moment dat we bij het bewuste huis aankwamen. Irtek en ik hebben toen meer dan twee uur lang gepraat als brugman, omdat die suffe Rase ons geen bericht stuurde toen hij klaar was. Nou ja. Helaas hebben we niemand kunnen bekeren tot het geloof van Faria, ze zitten nogal vast aan die geesten-verering.
Rase vertelde net dat hij door een groot deel van het huis is geslopen om uiteindelijk in de bibliotheek uit te komen. Daar zat een oude man te lezen... Rase probeerde hem met zijn knuppel bewusteloos te slaan, maar er zat een krachtveld om de man zijn hoofd (en nu heb ik het geeneens over die tulbanden hier.) Rase worstelde toen met de man om het boek. Hij zou zijn gegrepen als er niet opeens een stem ergens vandaan hebben geroepen 'Nee, Sakina!' Persoonlijk denk ik dat dat de djinn-prins Jisan was, die ook liever zijn boek in de openbare bibliotheek zag, maar dit is pure speculatie van mijn kant.
|