Played on 2003/08/31
As written by the hand of Phaedra
156 AD 22 september, 373 AR (vervolg)
Waar was ik? Oh ja, de magiër die we niet konden vinden. Na het gevecht met de troepen van het 'marine'schip liet ik de mannen de hutjes enzo op het strand nazoeken. De rest van de groep, op Aidan na, ging het schip op en begon dat te doorzoeken. Aidan vond het nodig om de verslagen vijanden op waardevolle spullen te doorzoeken. Macabere bezigheid als je het mij vraagt, en hij keek ook wat beteuterd toen hij maar iets van 200 koperstukjes en 30 zilverstukken vond. Op zich niet weinig, maar ik zag dat hij meer had verwacht. Wel vond hij veel wapens en wapenrustingen die trouwens verdacht veel op elkaar leken. Waarschijnlijk een soort uniform.
Terwijl ik wachtte op de groep op het schip kwam één van de mannen die ik de hutten had laten doorzoeken melden dat ze verse sporen hadden gevonden. Toen heb ik hem al vrij snel opdracht gegeven om de rest van de groep te halen zodat we die sporen konden uitzoeken.
Zo gezegd, zo gedaan. Na enkele minuten verzamelden we en konden we op weg. Bertus zat nog wat te mekkeren over bier in het ruim, en Irtek ging z'n rugzak halen zodat hij een loodzwaar, esoterisch-aandoend boek erin kon doen. Mij gaf hij de logboeken, heel-erg-dank-je-wel-die-zijn-ook-erg-zwaar. Uiteindelijk konden we we dus eindelijk op weg. En we waren nog maar net aan de rand van de hutjes, toen de zes overgebleven leden van onze 'landingstroepen' ons schoorvoetend mededeelden dat ze niet verder gingen met ons. Dat kon ik op zich wel begrijpen, want ze hadden net al hun vrienden zien sterven, en tja, op een missie die op zich niet de hunne was. Eén van de mannen giechelde wat en zei iets tegen zijn maat, en beiden schaterden ze het uit. Dat vond ik nogal raar, maar ik schonk er verder geen aandacht aan. Ik wou achter die magiër aan tenminste, ik dacht dat die sporen wel van hem zouden zijn. Had ik maar beter opgelet op die piraten van Imlays! Dom! Dom!
Na enkele minuten kwam Irtek met het idee dat we misschien niet achter de magiër moesten gaan. Hij had al veel voorsprong en kende de omgeving beter. Bovendien lieten we de schepen niet zo best verdedigd achter. Little did he know... Aidan zou zijn expeditious retreat-spreuk gebruiken om wat te verkennen. Zo gezegd, zo gedaan.
We maakten dus rechtsomkeert en liepen terug naar de schepen. Op de rand van het strand aangekomen zagen we daar de Althea en het grote, onbeschadigde schip van de 'marine' wegvaren.
[stilte]
Toen kreeg ik een behoorlijke valling... Stommerds die we waren! Ja, natuurlijk zouden de piraten ons helpen! Natuurlijk konden we ze vertrouwen! Natuuurlijk...piraten staan namelijk bekend om hun betrouwbaarheid en hun eerbaarheid!
Nadat ik weer wat gekalmeerd was ging ik kijken of het overgebleven 'marine'-schip zeewaardig was. Voor zover ik het kon beoordelen zou het wel een eindje komen, maar we waren maar met zijn zessen, en geen van allen bekwame zeelui. We besloten om het land in te trekken, maar we moesten nog wachten op Aidan. In de tussentijd hebben we de lijken in zee gegooid, na het uitspreken van enkele gebeden. Daarna was het wachten op Aidan. Irtek en ik namen de logboeken vluchtig door. Gelukkig waren ze in Common geschreven. Enkele dingen kwamen we te weten:
- de 'marine' was op een missie gestuurd
- ze ontvingen orders van ene Yusaf
- Yusaf staat boven de kapitein in rang
- en we kwamen het verslag tegen van 'onze' nederlaag. Het was "niet verwacht" en ze "moesten helaas terugtrekken".
Bij het lezen van dat laatste moest ik enigszins lachen. En de naam 'Yusaf' doet ook een belletje rinkelen... maar ik kan niet precies zeggen welk.
We gingen maar avondeten, en toen we gingen slapen was Aidan nog niet terug. Pas tijdens de eerste wacht (die ik had) kwam hij terug. (Nu een half uurtje terug.) Hij was de sporen helemaal tot een stadje gevolgd. De stad was redelijk groot en was zelfs ommuurd. Hij liet weten dat het vinden van de een magiér een behoorlijk moeilijke en zelfs hachelijke taak zou worden. Ook was hij een kwartiertje van hier een bloedende boer tegengekomen op de heenweg, maar hij had hem niet kunnen helpen. Toen hij terugkwam was hij gestorven. Ik zal hem morgen begraven.
157 AD 23 september, 373 AR
Na de gebruikelijke ochtendrituelen beginnen we een lange discussie over wat onze plannen nou echt waren. Lieten we het schip hier achter? Lieten we het zinken? Waar zouden we naar toe gaan? Naar de stad? De kust volgen? Noord? Zuid? Hier werd het me allemaal eventjes een beetje te veel. Zoveel mogelijkheden, en geen een was aanlokkelijk. Ik liet de rest discussieren en ging de boer die Aidan gister had gevonden begraven. Na mijn plicht vervuld te hebben ging ik weer terug naar de groep. Er was intussen besloten dat we naar het zuiden zouden gaan via de weg. Zo zouden we eventuele troepen die naar de baai liepen ontlopen en zouden we waarschijnlijk bij een stadje uitkomen. De magiër lieten we voorlopig gaan hem vinden zou bijna onmogelijk worden.
De weg boog af naar het zuidoosten. Een minder begaanbaar pad boog af naar het zuidwesten. We kozen ervoor om de weg gewoon naar het zuidoosten te volgen, en redelijk snel kwamen we bij de kust, waar we een toren zagen. Bertus vond het nodig om de deur bijna in te slaan. Gelukkig riep er toen een oude man vanaf de bovenste verdieping naar beneden. Het gesprek ging niet echt soepel. Chrell zijn nieuwsgierigheid was echter niet meer te houden, en hij wilde naar binnen, op zijn zo eigen manier. De oude man was hier niet van gediend, en probeerde hem tegen te houden. Toen Chrell met praten niet kon worden tegengehouden (hij was al bijna helemaal binnen) pakte de oude man een dolk en probeerde hem te steken. Toen werd Chrell boos en wilde de oude man neerslaan. Ik sprak een calm emotions uit over Chrell, en op het zelfde moment sprak Irtek een hold person uit. Resultaat: een heel kalm standbeeld van Chrell.
Nadat Irtek uitgevaren was tegen Chrell (en terecht, dit hadden we hem niet geleerd), konden we echt kennismaken met de oude man, die Jorn bleek te heten. Op de een of andere manier was Jorn helemaal weg van Aidan en zijn poëzie. Aidan mocht naar binnen en wist het één en ander los te krijgen. Er is een havenstad met marinehoofdkwartier in het zuiden, genaamd Armon. We besluiten daar naar toe te gaan: op zijn minst zouden we daar een boot kunnen vinden die richting de Seven Lordships zou gaan, en wellicht zouden we wat kunnen infiltreren in de 'marine'.
We vertrokken weer, dit keer naar het zuiden. Tijdens het lopen (oh, was Pegasus maar bij me!) verzonnen we een coverstory voor onze aanwezigheid. Voorlopig waren we op een missie van Faria, die ons had opgedragen om te kijken wat de staat van de mensen was in Toolay. Ons schip was echter overvallen en we waren gevlucht. Het verhaal had wat kernen van waarheid, en dat maakte het wat overtuigender.
De weg boog af naar het zuidoosten, en na lange tijd kwamen we bij een splitsing. In het oosten zien we een gebouwke, op zeg 5 kilometer afstand. In het zuiden zou Armon moeten liggen. We besluiten om naar het gebouwtje te lopen. Na drie kwartier (op een kilometer van het gebouw ongeveer) ziet Irtek een wazige vlek in het zuiden. Wat zou dat zijn?
Het gebouw bleek een klooster te zijn, gewijd aan de god Trivallos van de kunsten. Het heilige symbool van Trivallos is een harp. Trivallos' aanbidders schijnen nogal op uiterlijkheden te vallen alles is prachtig bewerkt, daarbij bij tijd en wijlen alle functionaliteit uit het oog verliezend.
We werden warm welkom geheten, al is het taalprobleem een beetje vervelend. Zij spreken geen common, wij geen Toolays... Gelukkig probeerde ik Celestial, de taal van de Engelen. Éen van de mensen hier verstond me, en sindsdien ben ik zo'n beetje tolk voor de groep.
Onze gastheren begrepen gelukkig dat we helemaal afgepeigerd waren en lieten ons grotendeels met rust. Morgen zullen we onze wederwaardigheden echter moeten verhalen. Hopelijk kunnen we ook iets van de Toolayse cultuur te weten komen.
158 AD 24 september, 373 AR
Vandaag hebben we vooral gepraat met bewoners van de klooster. Ze hadden trouwens Jorn laten komen om als tolk te laten spelen. En Jorn zag er doodsbang uit volgens mij zijn dit niet de liefste meesters. Maar ik loop op de dingen vooruit. Ik ga niet alles in volgorde uitleggen, maar de belangrijkste dingen zijn de volgende:
Ten eerste is de maatschappij in Toolay volkomen anders opgebouwd. De leiders van de verschillende steden en gemeenschappen zijn zij die de kunsten beheersen, en zij die magie beheersen. (Daarbij wordt geen onderscheidt gemaakt tussen magie, geschonken door de goden, en magie die van binnenuit iemand komt.) Iemand die beide 'kunsten' beheerst en kan vermengen staat nog hoger in aanzien. (Hier kom ik nog op terug.)
Onder de kunstenaars staan militairen, en daarna de 'gewone man' die voor deze kunstenaars niet veel meer is dan wat vuil. De verschillende 'kastes' communiceren niet echt met elkaar.
Toolay is opgedeeld in verschillende gebieden en steden, waar de 'meesters' de scepter zwaren. Deze gebieden zijn behoorlijk autonoom. Het kan voorkomen dat é´n deel van de marine het ene doet, en een ander deel het tegenovergestelde. Dit verklaart een hoop.
Miranda (de leidster van het klooster) had gevraagd aan Aidan om te zingen. Dat deed hij, en ze zei dat hij dus duidelijk iemand van de hogere kastes was.
Nou, en toen vond Aidan het nodig om zowel zijn zang- & voordraagkunst als zijn magische gaven te laten zien. En toen kwam hij in aanmerking voor de titel 'meester'. Om die titel te ontvangen moesten we naar een nabije stad, want voor de 'test' moeten twee of drie meesters aanwezig zijn. Dit ging van een leien dakje. We moesten wel naar het noorden, naar de stad Fintana. En volgens mij is dat de stad waar we de magiër zijn sporen naar hadden gevolgd. Ik hoop dat die hoge rang van Aidan ook wat immuniteit verschaft.
Ik heb trouwens grote vraagtekens bij deze maatschappij. De minachting van de 'kunstenaars' voor de gewone man is gewoon schrijnend, en er wordt amper gekeken naar de vaardigheid van iemand. Als iemand kan zingen, ook al is het maar een beetje, en hij is enigszins geschoold in de kunsten, dan is hij 'beter' dan een gewone, eerlijke ambachtsman. Ergens klopt dit niet: er is geen enkele mogelijkheid voor de ambachtsman om hogerop te komen, want hij heeft geld nog tijd voor ontwikkeling. En wie zegt dat de meesters capabel zijn in het besturen van het land?
|