Played on 2003/02/09
As written by the hand of Irtek
21 april, 373 AR
Het begon allemaal toen we op het plein in de rij stonden te wachten.
We hadden net gehoord dat we ons in konden schrijven bij het toernooi,
en ik had er zin in. Helaas had Crhel er ook zin in, en natuurlijk had
hij niet de minste of geringste bezwaren tegen voordringen. Uiteindelijk
heb ik hem er toch maar op gewezen, en hem bij ons laten wachten.
Maar goed, we stonden daar in de rij te wachten, toen de twee mensen voor
ons, waar we al wat vriendelijk mee hadden staan praten, onderling begonnen
te praten over een 'gat in de muur' wat dichtgemaakt zou gaan worden. Nou woon
ik hier al zo veel jaar, maar ik wist echt niet waar ze het over hadden. Helaas
waren ze niet bereid om er meer over te zeggen toen het ze gevraagd werd.
Ondertussen waren we alweer vooraan de rij gekomen. Na wat details te
hebben gevraagd, schreef Crhel zich in voor het zwaardvechten en worstelen, en
Aidan voor het boogschieten. Toen was ik aan de beurt. Ik wilde me ook voor
het worstelen inschrijven, maar toen ik vroeg of ik mijn giften van Faria
mocht toewenden, bleek dat ze geen priesters accepteerden in het toernooi!
Toen ik boos wegliep speelde mijn onhandigheid me weer parten. Ik stootte
een inktpotje om dat op de tafel stond. Ik moet toch beter opletten waar ik
loop.
Maar goed, toen ik zo liep te stampvoeten botste een jongetje tegen me
op. Hij verdween even snel als hij was gekomen, in een zijstraatje van het
plein. Helaas was hij me te snel af. Gelukkig was het geen beroving, maar
hij had wel een briefje achtergelaten, met de tekst:
Kom over anderhalf uur bij het
huis naast de Gouden Leeuw. Het voortbestaan van het koninkrijk ligt in jullie
handen!
Terwijl ik dit briefje overdenkend terug naar de anderen liep, was
Aidan blijkbaar bezig met verhalen vertellen aan de meiden uit de stad.
Hij leek echter geen succes te hebben. Ik liet me er dan ook niet door
tegenhouden en betrok hem bij het overleg over deze mysterieuze boodschap.
Na wat overleg kwam Phaedra met het voorstel om alvast de omgeving van
de Gouden Leeuw te verkennen. Dit leek mij (en de anderen) een goed idee,
dus zo gezegd, zo gedaan.
Bij de Gouden Leeuw aangekomen stond er inderdaad een smal huis naast,
waarvan de deur gesloten leek. Er was verder niemand te zien, dus om de
tijd te verdrijven gingen we de herberg maar binnen. Binnen was een goed
feestje aan de gang. Sowieso leek het een best gezellige herberg. Ik moet
zeggen dat ik er niet vaker geweest was, maar ik ben nu zeker van plan
terug te komen!
Crhel trouwens ook, want die had in een mum van tijd genoeg bier voor zich
staan om de rest van de avond door te komen. Nou kwam dit ook omdat ie niet
helemaal doorhad hoe je bier besteld, dus dat hebben we hem (voor de zoveelste
keer) nog maar een keer aan het verstand gebracht.
Maar goed, anderhalf uur later gingen we dan toch het aangrenzende huis
binnen. De deur bleek niet op slot te zijn, en leidde naar een smalle
wenteltrap. Het was er best donker, met krakende traptreden. De trap kwam
uit op een klein kamertje, en daar wachtte een mysterieus persoon ons op.
Phaedra voerde het woord (zoals altijd). De persoon bleek "Annis"
te heten. Hij hield een pleidooi over een opdracht die wij moesten doen
voor Lord Forlorn, waarvoor hij in dienst was. De opdracht was geheim,
en als de dienaren van Lord Tuvaen erachter kwamen, dan waren we vrij
zeker van minstens 1 gratis overnachting in de cel.
In ieder geval had het iets van doen met de toegenomen bureaucratie
en vreemdelingenhaat die de laatste tijd in Ragten heerstte. Daar had hij
dan ook gelijk in; het toernooi-incident van deze ochtend was er inderdaad
een van de velen. Toch wilde ik mijn geboortestreek niet zomaar afvallen,
en Phaedra viel me hartstochtelijk bij.
Dus, na een lange discussie heen en weer accepteerden we de opdracht.
Het bleek dat het Annis ook niet duidelijk was wat die precies inhield,
maar dat we een onduidelijk figuur op een zeepkist moesten zoeken. Deze
zou op het grote plein moeten staan.
We hadden inderdaad 's ochtends al iemand zien staan, die telkens door
de wachters werd gesommeerd om zijn gepreek ergens anders te houden.
Hij voldeed ook aan de beschrijving. Dus gingen we vol goede moed
naar buiten.
Helaas wachtte ons daar de eerste grote verassing van de dag: wachters!
Blijkbaar was er toch iemand op de hoogte van onze geheime ontmoeting, en
de dreigende manier waarop de wachters op ons afkwamen voorspelde niet
veel goeds. Helaas waren Annis en een handlanger ons al snel gevolgd, en
renden terug de toren in onder het uitroepen van kreten als 'rennen'
naar ons.
Chrel, die als een van de eersten naar buiten was gegaan, volgde dit
bevel onmiddelijk op (gek, aangezien onze bevelen soms nog op dove
oren vallen). Rase rende er vlak achteraan. Phaedra, Aidan, Bertus
en ik bleven echter staan, in de overtuiging dat we niets fout gedaan
hadden (alhoewel ik niet van plan was iets van de details van onze
ontmoeting los te laten).
Helaas was het hoofd van de wachters onvermurwbaar, alhoewel Phaedra zelfs
een door Faria gegeven Calm Emotions
spreuk op hem losliet. We moesten en zouden meegaan naar het gebouw van de
wacht. In het wachtgebouw aangekomen werden we in een hok geduwd, onder het
voorwendsel dat we "moesten wachten". Jaja. Inderdaad bleek later
ook de deur dicht te zitten, en moesten we minstens een halfuur lanterfanten
in een kamer zonder raam. Na een half uurtje kwam er een wachter binnen, met
Rase bij zich!
Het bleek dat Rase niet met Crhel mee was gegaan, maar achteraf een
steegje was binnengelopen. Hij had staan kijken hoe wij meegevoerd
werden, en was na wat beraad zelf ook maar het gebouw binnengelopen.
Daar moest hij zich bij ons voegen. Gelukkig waren we nu op tijd met het
voorkomen dat de deur nog een keer op slot ging, en na wat gezeur ging
de wachter weg.
Na nog langer wachten kwam dan eindelijk de leider van de wacht eraan.
Hij wilde weten of we iemand ontmoet hadden, wat diegene gevraagd zou
hebben en meer van dat soort dingen. Gelukkig had Aidan de tegenwoordigheid
van geest om hem te overbluffen, door te zeggen dat wij zelf op zoek waren
naar een of andere magiër maar hem niet gevonden hadden. Hij vertelde
dit zo overtuigend dat zelfs Bertus dit ook even geloofde, alhoewel hij
er de hele tijd bij was geweest. Soms is het ook een simpele ziel, maar
wel met een goed hart.
Maar goed, we mochten na deze "ondervraging" weg, en
uiteraard wilden we eerst Crhel terugvinden. Aangezien we hem hadden
zien teruglopen naar het plein gingen we daar eerst naartoe. Daar was Crhel
niet, en we konden ook geen man op een zeepkist vinden. Aidan wist gelukkig
al snel uit te vinden dat Crhel hier wel geweest was, en waarschijnlijk
zelfs vertrokken was samen met de man met de zeepkist.
We gokten dat Crhel dan naar de Rode Draak, de herberg waar we met z'n
allen logeerden, was gegaan. Daar was hij echter ook niet. Toen kwam iemand,
ik weet helaas niet meer wie, op het idee dat Crhel misschien wel terug was
gegaan naar de Gouden Leeuw! En jawel, daar zat hij, samen met de zeepkist
meneer, met nog een keer zoveel bier voor zich als eerder die dag. Waar hij
het laat, geen idee... Maar goed, nadat we Annis z'n naam hadden laten vallen
werd de meneer van de zeepkist een stukje vriendelijker (ik geloof dat Crhel
hem niet met woorden had overtuigd om mee te komen...)
De meneer met de zeepkist bleek Krancik te heten, en hij wilde wel verder
praten maar dan wel in de Rode Draak. Dus gingen we weer terug. In de Rode
Draak aangekomen bleek dat Crhel een papier uit de zeepkist had genomen.
Dat papier bleek cruciaal in het verhaal van Krancik. Hij vertelde dat
Lord Forlorn gehoord had van een complot van Lord Tuvaene, waarbij de
laatste het plan had om alle zeven kingdoms onder zich te verenigen!
Ongehoord, aangezien het nog lang niet bewezen was dat de koning niet
meer terug zou komen! Ook Lord Forlorn vond dit niet in de haak. Maar goed,
Krancik vroeg uit naam van Lord Forlorn dus onze hulp. Helaas voor hem
ging ons dat echter iets te snel -- we hadden net kennis gemaakt met
deze mensen, wie kon ons zeggen aan welke kant van de wet ze stonden?
Vooral Phaedra en ik maakten ons zorgen. Uiteindelijk gaven we Krancik
en de zijnen dan toch het voordeel van de twijfel -- moge Faria ons
vergeven als we ons vergissen.
Nadat we beloofd hadden deze ontmoeting stil te houden, vertelde Krancik
ons onze eerste opdracht. We moesten de man vinden die op zijn zo
felbegeerde papiertje stond. Wel was de man die op dat papiertje stond nu
in werkelijkheid een stuk ouder, op de tekening was hij maar zo'n 18 jaar.
Iemand die aan de beschrijving voldeed was gesignaleerd in Silbur, de
hoofdstad van Ness. Krancik raadde ons aan om via Isro te reizen. Dat leek
ons een goed idee, dus daar stemden we mee in.
Natuurlijk wilden degenen die zich ingeschreven hadden voor het toernooi,
hun geld terug. Na wat geharrewar met de guards (dezelfde dus, gelukkig
herkenden ze mij niet van het inktpotje), gingen we dan toch op weg.
En vandaar dan ook dat we nu onderweg naar Isro ons kamp langs de rand
van de weg hebben opgeslagen, na een vermoeiende dag. Zeer waarschijnlijk
doen we er een weekje over om in Isro te komen, als alles goed loopt.
Moge Faria met ons zijn.
28 april, 373 AR
We zijn zonder speciale gebeurtenissen in Isro aangekomen (alhoewel
mijn paard natuurlijk weer een splinter in zijn hoef moest krijgen,
gelukkig kreeg ik het er zo uit). Morgen verder naar Silbur,
dat zal nog maar zo'n 4 dagen rijden zijn volgens de lokale bevolking.
Jammer dat we geen tijd hebben om de lokale tempel van Faria te bezoeken.
1 mei, 373 AR
Wat een ontvangst! Prachtig is het hier, in het afgelegen noorden!
Op het moment van schrijven zit ik in mijn gastenvertrek van de tempel
van Faria, in Silbur. Toen we te paard aankwamen, gingen we eerst maar
op zoek naar een slaapplek. Die vonden we wel, maar het bleek lastig
te zijn de paarden te stallen. Phaedra en ik wilden echter na zo'n lange
tijd wel weer eens rustig bidden tot Faria, en dus gingen we naar de
lokale tempel. Die bleek groter dan verwacht, en tot onze verbazing
werden we zelfs uitgenodigd door de vriendelijke broeder Leiss. Hij
bood ons en onze metgezellen een slaapplek aan voor de nacht, en ook
het gebruik van de stallen. Zo vriendelijk allemaal! Natuurlijk hebben
we zijn aanbod geaccepteerd.
Aidan was ondertussen al druk bezig om in zijn onnavolgbare stijl
inlichtingen in te winnen. Het schijnt hier een handelsvolk te zijn
(niet zo raar, als je midden in de moerassen zit), en hij heeft gehoord
dat een persoon die aan de beschrijving voldeed hier wel vaker
gesignaleerd is. Desgevraagd kende ook broeder Leiss het gezicht
vagelijk. Als het om dezelfde man zou gaan, dan was het een pelshandelaar
die buiten de stad woonde, en zo eens per maand hier zijn waar kwam
slijten. Dat lijkt dus een goede aanwijzing te zijn!
Omdat het ondertussen echter al wel laat was, zijn we maar naar onze
vertrekken toegegaan. Morgenochtend gaan we naar het huis. Gelukkig
dat we hier slapen, beschermd door onze godin. Ik voel me meteen al
thuis!
|