Played on 2003/03/09
As written by the hand of Irtek
2 mei, 373 AR
Een lange dag, vol gebeurtenissen... Alles duizelt nog een beetje, dus
ik schrijf maar een eind weg en zie wel hoe het overkomt.
Laat ik, bij wijze van goede gewoonte, bij het begin beginnen. Na een
dankwoord aan het adres van broeder Leiss reden we snel naar het noorden.
Zoals verwacht werd het snel drassiger -- Ness staat bekend om zijn
moerassen, en dat was snel te merken. Na een uurtje rijden over een soort
pad door het moeras, stoppen we even om te bepalen waar we nou heen
gaan (de weg maakte wat bochten). Op dat moment hoor ik een zacht
gegrom! Eerst dacht ik nog dat ik me wat verbeeldde, maar aangezien Rase
het ook hoorde, moest het wel een of ander beest geweest zijn. Er valt
echter verder niets te zien, dus na wat luisteren gingen we gewoon verder
op weg.
De twee of drie uur daarna volgden we het pad, terwijl het gegrom steeds
luider en frequenter werd. Vlak daarna hoorden we opeens het geluid van
een gevecht in het moeras, naast het pad! Ik sprong van mijn paard en
rende er op af, op de voet gevolgd door Phaedra en Crhel. Ik weet nog
steeds niet hoe het me lukte om door die drassige grond zo snel naar
die plek toe te banjeren, zonder te struikelen!
Maar goed, we kwamen uit bij een soort open plek, waar een groot
6 koppig beest bezig was om een persoon tot maal te bombarderen. Natuurlijk
lieten wij dat niet toe, en zo ontstond al snel een gevecht waarbij Crhel
zijn kunsten goed kon vertonen. Ook de aangevallene gaf wel blijk van enige
vechtkunst, trouwens. Met zijn hulp lukte het ons dan ook om het monster
te verslaan.
Amper bijgekomen van het gevecht bedankte de man ons, en stelde zich
voor als Tawl. Hij sprak zeer beschaafd en netjes, zeker niet boers, zoals
je zou verwachten van iemand die waarschijnlijk zijn hele leven (want zo
jong zag hij er wel uit) in de moerassen had doorgebracht. Hij vertelde
ons dat hij in de buurt woonde, samen met de rest van het gezien (zijn
broer Alfrim, zijn vader Kaylock en zijn moeder Lucy), en dat hij vereerd
zou zijn ons aan hun voor te stellen. Natuurlijk gingen wij daar graag
op in, en dus ging Tawl ons voor, onderweg wat babbelend met Aidan.
In het huis aangekomen, werden we gastvrij ontvangen. Lucy was ons
zeer dankbaar voor het redden van haar zoon. Toen we eenmaal wat gesettled
waren in de woonkamer, was de sfeer er volgens mij naar om ons doel aan
de orde te stellen. Ik liet hen dan ook de tekening zien zoals we die
gekregen hadden van Krancik. Dat had echter niet de reactie die ik
verwacht had! Lucy werd erg boos, toen Tawl een grapje maakte over het
feit dat de tekening leek op zijn halfbroer. Onbedoeld had ik dus de
sfeer danig verpest, helaas.
Aidan redde de situatie enigszins, door het hele verhaal te vertellen
(modulo enige dingen die hij, zoals Aidan wel gewend is, vaardig achterwege
liet). Nadat hij het zo ongeveer helemaal uit de doeken gedaan had,
kwam Kaylock terug (blijkbaar van de jacht), en dus mocht Aidan het hele
verhaal nog een keer doen, inclusief het laten zien van de tekening.
Kaylocks reactie op het geheel was zo mogelijk nog vreemder -- hij uitte
slechts een mager 'Ga weg!' en was daarna voor de rest van de avond
broedend voor zich uit aan het kijken.
Tawl was ondertussen naar buiten gegaan, hoogstwaarschijnlijk om wat
huishoudelijke klusjes te doen. Aangezien ik degene was die het vervelende
onderwerp had aangesneden, achtte ik het gepast om me even terug te
trekken. Ik ging dan ook mee naar buiten om onze paarden te verzorgen.
Ondertussen had ik wat aanspraak door het met Tawl over Faria te hebben.
Hij bleek niet heel goed op de hoogte van de vele geschenken die Faria
ons brengt. Een gemis in zijn verder keurige opvoeding.
Niet lang daarna gingen we eten. Tijdens en na het eten vertelt Aidan
allerlei verhalen, die er in gingen als zoete koek bij de twee zoons.
De stemming bij zowel Lucy als Kaylock blijft echter onder nul. Ik ga
dan ook maar vroeg slapen, in een poging mijn onhandigheid van vandaag
te overdenken. Ik hoop dat Faria me morgen een beter conversatievermogen
gunt.
3 mei, 373 AR
Onverwacht zijn we dan weer terug in de tempel. Dacht ik dat gisteren
een bewogen dag was, vandaag was zo mogelijk nog erger. Gelukkig was ik
dit keer niet de schuldige!
Het bleek dat Rase zich vannacht niet had kunnen bedwingen. Blijkbaar
had Tawl een nogal mooi zwaard bij zich (mij was het nog niet opgevallen),
en dat wilde meneer hebben. Soms lijkt het alsof hij echt nog nooit
gehoord heeft van mijn en dijn. Maar goed, hij was dus door Lucy betrapt
toen hij op hun zolder aan het rondsnuffelen was, en natuurlijk wilden
zowel Lucy als Kaylock nu niets meer van ons weten (en terecht).
Ik was echter in mijn onwetendheid me van geen kwaad bewust en omdat
ik wat vroeger dan de rest was opgestaan, was ik alvast de paarden gaan
verzorgen. Daar was Kaylock, die blijkbaar toen ook nog van niets wist,
ook mee bezig, en dus babbelden we wat over koetjes en kalfjes. Ik keek
echter raar op toen Crhel snel aan kwam lopen, met vlak daarachteraan
Aidan, die meteen op Kaylock in begon te praten en hem ervan
"beschuldigde" (nou ja, daar leek het op) dat hij toch echt
degene was die op het papier was afgebeeld. Kaylock werd natuurlijk
kwaad, en ging terug het huis in, en net toen ik wilde uitvaren tegen
Aidan omdat ik zijn doordrammen onredelijk vond, kwam Phaedra naar buiten
met een geboeide Rase. Ik schrok zo erg dat het hekje waartegen ik even
was gaan leunen, helemaal omviel!
Toen ik alles uitgevogeld had was ik woedend op Rase. Ik ben echt in
geen tijden meer zo kwaad geweest. Hij wilde in eerste instatie zelfs
geen excuses aanbieden, maar na lang aandringen heeft hij dat toch
nog gedaan. Natuurlijk konden we toen niet meer in het huis terecht,
en ook reageerde het gezin niet meer op mijn vragen. In mijn optiek
zat er dan ook niets anders meer op dan wegrijden, en ik had het bijna
gedaan, ware het niet dat Phaedra, die soms een stuk redelijker is dan
ik, het idee had om toch nog een en ander uit te leggen. Ik geloofde
er eigenlijk niet meer in, maar blijkbaar had het toch nog wel wat succes
als ik Phaedra mag geloven. In ieder geval zijn we daarna maar snel
weggetrokken.
Onderweg terug naar Silbur komen we nog een houtkaravaan tegen, die hout
naar Silbur aan het vervoeren was. Ze konden ons niet veel nieuws vertellen.
En dus kwamen we alweer snel aan in de stad, waar we gelukkig nog een keer
konden overnachten. Ondanks de omgeving heb ik toch een beetje wrange smaak
over deze dag, voornamelijk omdat we nu nog steeds niets zeker weten, en
ik weet door wie dat komt. Moge Faria hem voortaan op het rechte pad houden.
15 mei, 373 AR
Na een oninteressante reis (en dit keer zonder splinter) zijn we terug
in Ragten. We zijn echter op doorreis, want alhoewel het mij is ontschoten
hadden we blijkbaar toegezegd om direct aan Lord Forlorn te rapporteren.
En aangezien we in het noorden niet veel meer konden doen, hebben we
besloten om onze bevindingen dan maar te gaan vertellen. Dus, morgen
vertrekken we weer, met als einddoel Rorn (de hoofdstad van Lord Forlorns
domein, Camlee). Nu ga ik echter even bijkomen van het reizen in mijn
eigen stad.
18 mei, 373 AR
Ik schrijf dit inderhaast op, maar het leek me wel de moeite waard om
te onthouden: daarnet hebben Rase en Phaedra een vreemde ontmoeting gehad
met een stel wachters van Lord Tuvaene, die bezig waren met een vreemd
bouwwerk ten oosten van de weg naar Rorn. De wachters konden (of liever
gezegd, mochten) niet zeggen waar ze mee bezig waren, maar het voorspelde
niet veel goeds, aan de donkere blikken van Phaedra te zien. Het leek
op een soort stelling. Ik bid vanavond tot Faria dat ons een oorlog tussen
de lordships bespaard blijft.
8 juni, 373 AR
Eindelijk zijn we weer in de beschaafde wereld! We logeren in herberg "De
Gulden Schaal", in het mooie Rorn. Eerder vandaag kwamen we aan, en we zijn
meteen doorgegaan naar het paleis. Daar werden we, na een wat lange wachttijd,
te woord gestaan door Sir Robin, die ons verhaal aangehoord heeft en ons
daarna beloond heeft (mijn deel van de beloning heb ik voor een groot deel aan
Faria gedoneerd). Hij wist ons verder niet veel meer te vertellen, behalve
dat hij ons misschien nog nodig had. Vannacht blijven we dan ook nog maar
even in Rorn. De herberg is goed genoeg, en ik heb eigenlijk wel zin om
het iets later te maken. Aidan is bezig met een van zijn verhalen beneden,
dus ik ga daar eens een kijkje nemen.
|