Played on 2003/11/23
As written by the hand of Phaedra
197 AD - 4 november, 373 AR
Vandaag zijn we vertrokken uit de bossen en langs Cornship getrokken. In Cornship hebben we weinig nieuwe dingen te horen gekregen. Waarschijnlijk is het gewoon te klein. Aidan heeft zich wel een mooi pot aan laten smeren. Wat hij er mee gaat doen is totaal onduidelijk.
199 AD - 6 november, 373 AR
Vandaag ging alles weer fout wat fout kon gaan... ik word hier zo moe van!
Het begon al toen we bij Telsa aankwamen en de poorten gesloten waren. Midden op de dag. De wachter wou ons eerst niet binnenlaten. Aidan hing toen een enorm slap verhaal op dat we op weg waren naar Wheatship, een fictief stadje ten zuidoosten van Telsa en de wacht geloofde er blijkbaar genoeg van want hij liet ons binnen. Wel waarschuwde hij dat we waarschijnlijk niet meer naar buiten mochten. Dat bleek meer waar te zijn dan dat we op dat moment dachten...
Eenmaal binnen Telsa keken we rond en probeerden we een plan te formuleren. Telsa was trouwens druk met vluchtelingen van de omringenden dorpen en boerderijen. Zo kon het zijn dat we in een herberg (de "Stenen Muilezel" en ja daar zat een verhaal achter, achter die naam) wel wat te drinken konden krijgen maar geen kamer. Dat viel tegen, maar ach. We namen onze opties door en ik opperde dat ik wel even langs de tempel van Faria wilde wellicht konden zij ons helpen.
Op dat moment stond Irtek op en ging achter een klant aan die net wegliep. Irtek legde later uit dat de klant plotseling opstond op het moment dat we het over Faria hadden, en dat hij het erg verdacht vond. Toen volgde er een verwarrende opeenvolging van ondervraging, vlucht, achternazitten, en de stadswacht die ingeschakeld werd om ons op te pakken. Irtek liet de klant gaan, en toen liep Aidan er achteraan, of Crhel, of niet... ik weet het allemaal niet meer. Uiteindelijk, zoals ik al zei, zat de stadswacht achter ons aan begrijpelijk. Uiteindelijk kwamen we weer bij elkaar en snelden we ons naar de zuidpoort. Op weg daar naar toe kwamen we langs het centrum met daarop de tempel van Faria. Deze was gesloten met een grote balk aan de buitenkant op de toegangspoort getimmerd! Terwijl ik nog nadacht over wat dat allemaal inhield, kwamen we bij de poort. En jawel, daar mochten we dus niet door. De wachter deed moeilijk, en hij geloofde Aidan zijn verhaal niet. Het was ook nogal snel door te prikken aangezien we geen enkel bewijs hadden dat we koeriers van de heer Tuvaene waren...
Aidan heeft toen de eerste wacht gecharmed. Toen wou hij wel de poort openmaken, maar zijn collega was niet echt overtuigd. Weer een charm person. Toen waren ze het met zijn tweeën heel erg eens dat de poort openmoest. Jammer dat er nog een kapitein was die daar anders over dacht. Uit arren moede heeft Aidan ook de kapitein nog maar gecharmed best handig, zp'n sorceror. Maar toen Aidan zijn goudstuk terugvroeg wat hij als smeergeld had gegeven verloor ik toch behoorlijk mijn geduld en viel ik uit tegen hem.
We hebben nu ons kamp opgeslagen aan het begin van de Karavaanweg, net iets in het bos.
200 AD - 7 november, 373 AR
Het schiet weer niet op. 's Avonds kwamen we bij de trekkershut aan, waar een aantal stemmen hoorden. Aidan en Crhel gingen op onderzoek uit nog voordat we één en ander konden afspreken. Irtek, Bertus en ik trokken ons terug in het bos zodat we niet gesnapt zouden worden door eventuele patrouilles. Na een tijd kwamen er enkele paarden langsgegallopeerd. We vroegen ons af wat dat te betekenen had toen er een aantal ruiters langskwamen, en een tijdje later de ruiters compleet de paarden die eerst weg waren gelopen. Na weer een tijdje hoorden we wat takjes kraken, duidelijk iemand die naar ons op weg was. Ik hoorde Irtek zijn vlegel pakken, en ik spande mijn boog. Gelukkig hoorden we een stem voordat we toesloegen het was Aidan! Invisibility vraagt om zekere extra afspraken...
Nadat we Aidan op het hart hadden gedrukt dat hij voortaan een signaal moest geven als hij onzichtbaar was ging hij terug om Crhel te halen. Dit keer ging de rendez-vous wel goed. Het bleek dat in de hut Meltimen zaten, iets wat ik al had verwacht. We trokken er in een grote boog omheen.
202 AD - 9 november, 373 AR
Vanmiddag zijn we bij het eind van de Karavaanweg gekomen. Vanaf daar trokken we verder naar de stad Rennes. Hier waren de stadspoorten niet gesloten en was de oorlog niet zo aanwezig. In plaats van grote drukte was het juist erg leeg. De waard van de herberg waar we overnachtten legde uit dat veel mensen naar het front waren getrokken, het front tussen Helch en Camlee.
We babbelden wat met de waard. Het bleek dat hij een verdraaid beeld van de situatie had. Tuvaene was volgens hem alleen van plan om een eind te maken aan de chaos en de verdeeldheid van de Seven Lordships. Hij zag heer Forlorn als een onruststoker. Aan de andere kant was hij niet heel erg voor Tuvaene of tegen Forlorn het maakte hem niet uit wie er aan de macht kwam, als er maar een koning van de verenigde lordships kwam. Beter een incapabele heerser dan geen heerser, zei hij. Hij wist niet veel van de Meltimen, maar had weinig met ze op ze bemoeiden zich met iedereen vond hij, zonder reden.
De tempel van Faria was verlaten door de priesters en priesteressen. Ze waren vertrokken twee, drie weken geleden... Blijkbaar waren de Meltimen hier niet zo machtig als in Helch, waar ze de tempel gewoon gesloten hadden.
Ondertussen weten we helemaal niet wat moeten doen, we hebben gewoon geen enkel idee waar we naar toe moeten of waar we moeten zoeken voor de tweede helft van de scroll.
Na het avondeten, als iedereen is gaan slapen, ben ik nog met Aidan naar de tempel van Faria gegaan. Ik hoopte daar een hint, een clue, een boodschap te vinden die was achtergelaten. We forceerden een deur die echter heel makkelijk openging... net alsof iemand hem op het laatste moment had opengedaan. Dit verhoogde mijn onrust, ik bedoel, ik brak gewoon in in een tempel! Samen met Aidan doorzocht ik het verlaten gebouw, daarmee extra aandacht schenkend aan het standbeeld van Faria en de kamer van de abdis. Ik kon echter niks vinden, zelfs niet met detect magic. Dat was nogal een teleurstelling. In de gauwigheid heb ik nog een kruisje kunnen slaan voor het beeld van Faria (waar trouwens Aidan echt een schandelijke gedachte over had!) voordat we weer terugslopen naar de herberg. Één ding weten we zeker: onze broeders en zusters hebben niet moeten vluchten. De vertrekken waren op orde, alle belangrijke dingen zijn meegenomen. Geen sporen van gevecht op overhaast vertrek. Dat is in ieder geval iets.
|